Skip to main content
  • WORD Research this...
    1 Maccabees 11
    •   De koning van Egypte vergaderde veel krijgsvolk, gelijk daar is het zand aan de oever der zee en vele schepen, en hij zocht het koninkrijk van Alexander te bemachtigen met bedrog, en het te brengen aan zijn koninkrijk.
    •   En hij trok in Syrië met vreedzame woorden, en die van de steden openden hem de poorten, en gingen hem tegemoet, daar het bevel van de koning Alexander was, dat men hem zou tegemoet gaan, omdat hij zijn schoonvader was.
    •   En als Ptolomeüs nu in de steden kwam, stelde hij in iedere stad krijgsvolk tot bezetting.
    •   En toen hij nabij Azote kwam, zo toonden zij hem de tempel van Dagon met vuur verbrand, en Azote met haar voorsteden verwoest, en de dode lichamen weggeworpen, en de verbrande mensen, die Jonathan verbrand had in de oorlog. Want zij hadden ze tot hopen gemaakt in zijn weg.
    •   En zij vertelden de koning wat Jonathan gedaan had, om hem veracht te maken; en de koning zweeg,
    •   En Jonathan kwam de koning tegemoet tot Joppe met grote heerlijkheid, en zij groetten elkander en zij sliepen aldaar.
    •   En Jonathan reisde met de koning tot de rivier, genoemd Eleutherus, en keerde weder naar Jeruzalem.
    •   De koning Ptolomeüs nu, de heerschappij verkregen hebbende over de zeesteden tot Seleucië toe, dat aan de zee gelegen is, dacht tegen Alexander kwade overdenkingen.
    •   En hij zond gezanten aan de koning Demetrius, zeggende: Welaan, laat ons met elkander een verbond maken, en ik zal u mijn dochter geven die Alexander heeft, en gij zult koning zijn over het koninkrijk van uw vader.
    • 10   Want het berouwt mij dat ik hem mijn dochter heb gegeven, want hij heeft mij gezocht te doden.
    • 11   En hij maakte hem veracht, omdat hij zijn koninkrijk begeerde.
    • 12   En hij nam zijn dochter weg, en gaf haar aan deze Demetrius, en hij werd van Alexander vervreemd, en hun vijandschap werd openbaar.
    • 13   En Ptolomeüs kwam te Antiochië, en zette op zijn hoofd twee koninklijke hoeden, een van Azië, en een van Egypte.
    • 14   En de koning Alexander was op die tijd in Cilicië, omdat de inwoners dezer plaats afvielen.
    • 15   En Alexander, dit horende, kwam om tegen hem te oorlogen; en Ptolemeüs toog uit, en ontmoette hem met een sterke macht, en hij sloeg hem in de vlucht.
    • 16   En Alexander vlood naar Arabië, opdat hij daar mocht beschermd zijn. Doch de koning Ptolomeüs werd verhoogd.
    • 17   En Zabdiël, de Arabier, sloeg Alexander het hoofd af, en zond dat aan Ptolomeüs.
    • 18   En de koning Ptolomeüs stierf de derde dag daarna, en degenen, die in zijn sterkten waren, werden omgebracht door degenen, die in die sterkten waren.
    • 19   En Demetrius werd koning in het honderdenzevenenzestigste jaar.
    • 20   In die dagen vergaderde Jonathan die uit Judea, om de burcht te Jeruzalem in te nemen, en maakte tegen deze vele instrumenten van geweld.
    • 21   En sommigen, die hun eigen volk haatten, mannen, die de wet verbraken, reisden heen naar de koning, en boodschapten hem dat Jonathan de burcht belegerde.
    • 22   En hij, dit horende, werd gram; en zodra hij het hoorde, spande hij terstond aan, en kwam te Ptolomaïs, en schreef aan Jonathan dat hij met het beleg zou ophouden, en dat hij op het allerspoedigste hem tegemoet zou komen tot Ptolomaïs, om met hem te spreken.
    • 23   Hetwelk Jonathan, verstaan hebbende, beval dat men met de belegering zou voortgaan, en hij verkoos enige van de ouderlingen Israëls, en van de priesters, en begaf zichzelf in het gevaar.
    • 24   En hij nam met zich zilver, en goud en kostelijke klederen, en andere geschenken zeer vele, en hij reisde naar de koning te Ptolomaïs, en hij vond genade bij hem.
    • 25   En enige goddelozen uit het volk der Joden beschuldigden hem.
    • 26   Doch de koning deed hem, gelijk hem gedaan hadden de koningen, die voor hem waren geweest, en hij verhoogde hem in tegenwoordigheid van al zijn vrienden.
    • 27   En hij bevestigde hem in het hogepriesterschap, en in alle andere zaken, waarmee hij tevoren was vereerd geweest; en hij maakte hem tot een opperste van zijn voornaamste vrienden.
    • 28   En Jonathan verzocht de koning dat hij Judea, en de drie streken, en het land van Samarië vrij zou maken, en beloofde hem driehonderd talenten.
    • 29   En de koning vond dat goed, en hij schreef aan Jonathan brieven over al deze dingen, zijnde van deze inhoud:
    • 30   De koning Demetrius wenst zijn broeder Jonathan, en het volk der Joden, voorspoed.
    • 31   Het afschrift van de brief, die wij geschreven hebben aan Lasthenes, onze neef, van ulieden, schrijven wij ook aan u, opdat gij het moogt zien.
    • 32   Wij hebben voorgenomen aan het volk der Joden, die onze vrienden zijn, en die aan ons houden hetgeen recht is, goed te doen, vanwege hun goedwillendheid jegens ons.
    • 33   Daarom hebben wij hun toegelegd de landpalen van Judea; de drie streken, Aferema, Lydda en Ramatha, welke van het land van Samarië gevoegd zijn bij Judea; en al hetgeen wat daaraan behoort, geven wijl aan allen die te Jeruzalem offeren; en dat in plaats van de koninklijke renten, die de koning tevoren jaarlijks van hen ontving van het gewas der aarde, en van de boomvruchten.
    • 34   En al de andere inkomsten, die ons toebehoren, zo van tienden als van tollen, die ons toebehoren, en de zoutpannen, en de kroongelden die ons toebehoren, al deze dingen vergunnen wij hun, van nu af.
    • 35   En geen ding van deze alle zal van nu aan tot enige tijd teniet gedaan worden.
    • 36   Zo bezorg dan nu dat een afschrift van deze alle gemaakt worde, en laat het aan Jonathan geven, en gesteld worden op de heilige berg in een bekwame en vermaarde plaats.
    • 37   En Demetrius ziende dat het land voor hem in stilte was, en dat daar niets was dat zich tegen hem stelde, zo heeft hij al zijn krijgsvolk laten gaan, eenieder naar zijn plaats; uitgenomen het vreemde krijgsvolk, dat hij van de vreemde eilanden en volken had aangenomen; daarom al het krijgsvolk, dat hij van zijn vaderen ontvangen had, is hem hatende geworden.
    • 38   En daar was een zekere Tryfon onder degenen die eertijds aan Alexanders zijde waren, welke ziende dat al het krijgsvolk tegen Demetrius murmureerde, reisde naar Simalkuë, de Arabier, die het kind Antiochus, de zoon van Alexander, opvoedde;
    • 39   En hij hield bij hem aan, dat bij deze aan hem zou overgeven, opdat hij in zijns vaders plaats koning zou zijn; en verhaalde hem ook wat Demetrius uitgericht had, en hoe dat zijn krijgsvolk hem vijandig was, en hij bleef daar vele dagen.
    • 40   En Jonathan zond brieven tot de koning Demetrius, dat hij degenen, die op de burcht van Jeruzalem en in de sterkten waren, zou willen uitwerpen, want zij streden tegen Israël.
    • 41   En Demetrius zond aan Jonathan, zeggende: Ik zal niet alleen dat doen aan u en uw volk, maar ik zal u met grote heerlijkheid verheerlijken, en ook uw volk, zo wanneer ik goede gelegenheid zal verkrijgen.
    • 42   Gij zult dan nu wel doen, dat gij mij mannen zendt, die mij helpen strijden, omdat al mijn krijgsvolk mij is afgevallen.
    • 43   En Jonathan zond hem naar Antiochië drie duizend kloeke en dappere mannen, en die kwamen tot de koning, en de koning werd verheugd over hun komst.
    • 44   En die van de stad vergaderden in het midden van de stad, omtrent honderdentwintigduizend man, en wilden de koning doden.
    • 45   En de koning vluchtte op het koninklijke hof, en die van de stad namen de toegangen der stad in, en begonnen hem te bestrijden.
    • 46   En de koning riep de Joden te hulp, en zij vergaderden allen te zamen bij hem, en verstrooiden zich door de stad.
    • 47   En zij doodden in de stad op die dag honderdduizend man, en staken de stad in brand, en zij kregen op die dag grote buit, en verlosten de koning.
    • 48   En die van de stad ziende dat de Joden de stad bemachtigd hadden, gelijk zij wilden, zijn in hun gemoed verslagen geworden, en riepen tot de koning met smeking,
    • 49   Zeggende: Geef ons de rechter hand, en laat de Joden ophouden ons en de stad te bestrijden.
    • 50   En zij wierpen hun wapenen weg, en maakten vrede; en de Joden bekwamen grote eer, zo bij de koning als bij allen die in zijn rijk waren; en zij keerden weder naar Jeruzalem, hebbende grote buit.
    • 51   En de koning Demetrius ging zitten op de troon van zijn koninkrijk, en het land was voor hem in stilte.
    • 52   En hij hield niet van hetgeen hij beloofd had, en werd vervreemd van Jonathan, en hij vergold hem niet naar de weldaden, die bij hem bewezen had, maar hij heeft hem zeer verdrukt.
    • 53   En na deze is Tryfon wedergekeerd, en Antiochus, het jonge kind, met hem, en dat werd koning, en hij zette hem de koninklijke hoed op.
    • 54   En tot hem vergaderden al de krijgsknechten, die Demetrius afgedankt had, en die streden tegen hem, en hij vlood, en werd op de vlucht gedreven.
    • 55   En Tryfon kreeg de beesten, en bemachtigde de stad van Antiochië.
    • 56   En de jonge Antiochus schreef aan Jonathan, zeggende: Ik bevestig u in het hogepriesterschap, en stel u over de vier streken, en dat gij een van de vrienden des konings zult zijn.
    • 57   En hij zond hem veel goudwerk tot zijn dienst, en hij gaf hem macht om te mogen drinken uit goudwerk, en om een purperkleed te dragen, en om een gouden gesp te hebben.
    • 58   En hij stelde zijn broeder Simon tot een overste van de gewesten van Tyrus af, tot de landpalen van Egypte toe.
    • 59   En Jonathan trok uit, en reisde over de rivier, door de steden, en al de krijgsmachten van Syrië vergaderden bij hem om hem te helpen strijden, en hij kwam tot Askalon, en die van de stad kwamen hem zeer statig tegemoet.
    • 60   En hij vertrok vandaar naar Gaza, en van die van Gaza uitgesloten zijnde, belegerde hij haar rondom, en verbrandde haar voorsteden met vuur, en plunderde ze.
    • 61   En die van Gaza baden Jonathan, en hij gaf hun de rechterhand, en hij nam de zonen hunner oversten tot gijzelaars, en zond hen naar Jeruzalem, en doorreisde dat land tot Damaskus toe.
    • 62   Jonathan, horende dat de oversten van Demetrius te Kades in Galilea waren, met veel krijgsvolk, willende hem uit dat land verdrijven;
    • 63   Is hun tegemoet getrokken; en liet zijn broeder Simon in het land.
    • 64   En Simon belegerde Bethsura, en hij bestormde de stad vele dagen, en hield haar besloten.
    • 65   En zij baden hem dat zij de rechterhand mochten hebben, en hij gaf ze hun; en hij verdreef hen vandaar, en nam de stad in, en bestelde bezetting daarin.
    • 66   Doch Jonathan legerde zich met zijn leger tegen het meer Gennesareth, en des morgens vroeg trokken zij naar het vlakke veld Nazor.
    • 67   En ziet, het leger der vreemden ontmoette hem in dat veld, en zij zonden een hinderlaag tegen hem uit in de bergen, en zij ontmoetten hen van voren.
    • 68   En de hinderlaag brak op uit haar plaatsen, en leverde hun slag.
    • 69   En allen die bij Jonathan waren, namen de vlucht, en daar was niet een van dezen bij hem gebleven, dan Mattathias, de zoon van Absalom, en Judas de zoon van Calfi, die oversten waren van het krijgsvolk des legers.
    • 70   En Jonathan verscheurde zijn klederen, en legde aarde op zijn hoofd, en bad God.
    • 71   En hij keerde weder tot hen, en streed, en hij dreef hen op de vlucht, en zij vloden.
    • 72   Hetwelk ziende degenen, die van hem gevloden waren, keerden weder tot hem, en vervolgden hen met hem tot Kades toe, tot hun leger toe, en zij legerden zich daar.
    • 73   En daar vielen van de vreemden op die dag, tot drieduizend man, en Jonathan keerde weder naar Jeruzalem.
  • King James Version (kjv)
    • Active Persistent Session:

      To use a different persistent session key, simply add it above, and click the button below.

      How This All Works

      Your persistent session key, together with your favourite verse, authenticates you. It links to all your notes and tags in the Bible. You can share it with loved ones so they can see your notes and tags.

      However, to modify your notes and tags, you need both the persistent session key and your favourite verse.

      Please Keep Your Favourite Verse Private

      Your persistent session key and favourite verse provide you exclusive access to edit your notes and tags. Think of your persistent session key as a username and your favourite verse as a password. Therefore, ensure your favourite verse is kept private.

      The persistent session key allows viewing, while editing is only possible when the correct favourite verse is provided.

    • Loading...
  • De ganse Heilige Schrift bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament, met de apocriefe (deuterocanonieke) boeken (statenvertalinga - 1)

    2021-01-28

    Dutch (nl)

    \qc Bijbel

    Dat is
    de ganse Heilige Schrift

    bevattende al de kanonieke boeken
    van hetT

    Oude en Nieuwe Testament

    door last van de hoog-mogende heren Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden en volgens het besluit van de synode nationaal gehouden te Dordrecht in de jaren 1618 en 1619 uit de oorspronkelijke talen in onze Nederlandse taal getrouwelijk overgezet.

    • Encoding: UTF-8
    • Direction: LTR
    • LCSH: Bible .Dutch Flemish
    • Distribution Abbreviation: DutSVVA

    License

    Public Domain

    Source (OSIS)

    https://github.com/Isidore-Guild/statenvertaling

    history_1.0
    (2021-01-28) Initial release, with strongs, deuterocanonicals and notes.

Basic Hash Usage Explained

At getBible, we've established a robust system to keep our API synchronized with the Crosswire project's modules. Let me explain how this integration works in simple terms.

We source our Bible text directly from the Crosswire modules. To monitor any updates, we generate "hash values" for each chapter, book, and translation. These hash values serve as unique identifiers that change only when the underlying content changes, thereby ensuring a tight integration between getBible and the Crosswire modules.

Every month, an automated process runs for approximately three hours. During this window, we fetch the latest Bible text from the Crosswire modules. Subsequently, we compare the new hash values and the text with the previous ones. Any detected changes trigger updates to both our official getBible hash repository and the Bible API for all affected translations. This system has been operating seamlessly for several years.

Once the updates are complete, any application utilizing our Bible API should monitor the hash values at the chapter, book, or translation level. Spotting a change in these values indicates that they should update their respective systems.

Hash values can change due to various reasons, including textual corrections like adding omitted verses, rectifying spelling errors, or addressing any discrepancies flagged by the publishers maintaining the modules at Crosswire.

The Crosswire initiative, also known as the SWORD Project, is the "source of truth" for getBible. Any modifications in the Crosswire modules get reflected in our API within days, ensuring our users access the most precise and current Bible text. We pledge to uphold this standard as long as getBible exists and our build scripts remain operational.

We're united in our mission to preserve the integrity and authenticity of the Bible text. If you have questions or require additional information, please use our support system. We're here to assist and will respond promptly.

Thank you for your understanding and for being an integral part of the getBible community.

Favourite Verse

You should select one of your favourite verses.

This verse in combination with your session key will be used to authenticate you in the future.

This is currently the active session key.

Should you have another session key from a previous session.
You can add it here to load your previous session.

1 Maccabees 11:

Sharing the Word of God with the world.
  • Share Text
    ...
  • Share Link

1 Maccabees 11:1

Tagging this verse.

The active verse selected text should load here.

Active

Available Tags

Drag and drop the desired tag from the available ones to the active area.

To un-tag a verse, drag and drop the desired tag from active to the available tags area.

Edit Tag

Create Tag

1 Maccabees 11:1

Notes on this verse.

The active verse selected text should load here.